Kennis valorisatie en hoger onderwijs
In dit bericht kijken we naar de stand van zaken van kennis valorisatie en leven lang leren. Kennisvalorisatie heeft raakvlakken met Leven Lang Leren en de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten. NIDAP onderzoekt voor hogescholen en universiteiten de ‘leven lang leren markten’.
Als basis is gebruikgemaakt van een aantal beleidsstukken (en voornemens), een Kamerbrief van (voormalig) minister van Onderwijs, Sander Dekker (respectievelijk 2013 en 2017), het ‘Raamwerk valorisatie-indicatoren’ en Keuzemenu Valorisatie-indicatoren van de VSNU (2013), beleidscitaten van diverse hoger onderwijsinstellingen, het mid-term review rapport van Panteia (2014) over de stand van zaken van Kennisvalorisatie, CBS Rapportage over Leven Lang Leren in Nederland (2016) en een advies van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (2012). Ook is geput uit het Adviesrapport Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen Adviescommissie (2014). De samensteller dezes heeft er vanuit zijn werk (partner NIDAP onderwijsonderzoek) een commentaar aan toegevoegd.
Valorisatie
De samenleving is meer geïnteresseerd in wetenschap dan ooit en zou meer dan nu moeten kunnen profiteren van de waarde die de wetenschap aan maatschappelijke vraagstukken en economische uitdagingen kan toevoegen. Valorisatie is het proces van waarde-creatie uit kennis. We vergroten de economische en maatschappelijke impact van onderzoek door kennis geschikt of beschikbaar te maken voor economische of maatschappelijke benutting.
Wat is valorisatie?
Valorisatie is het proces van waarde-creatie uit kennis. Het vergroten van de economische en maatschappelijke impact van onderzoek door kennis geschikt of beschikbaar te maken voor economische of maatschappelijke benutting. Het is een interactief proces waarin ontwikkelaars en benutters van kennis elkaar ontmoeten. Het gaat om het benutten van ontwikkelde weten-schappelijke kennis uit alle wetenschapsdomeinen. Het Valorisatieprogramma dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) uitvoert, is in 2010 gelanceerd door de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Wetenschapsvisie
Op 25 november 2014 heeft het kabinet de ‘Wetenschapsvisie 2025, keuzes voor de toekomst’ uitgebracht. Hierin is benadrukt dat kennis gedeeld moet worden.
Uiteraard is voor valorisatie samenwerking in de hele kennisketen van belang. Universiteiten en hogescholen, kennisinstellingen en bedrijfsleven spelen hierbij een centrale rol. Beleid dat er op gericht is dat onderzoek en kennis beter benut wordt en om samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven te stimuleren komt ook terug in het Topsectorenbeleid. Valorisatie stond ook voor het programma al op de agenda bij kennisinstellingen, want het is sinds 2004 de derde kerntaak van universiteiten, naast het verrichten van onderzoek en het geven van onderwijs.
Leven Lang Leren
Kennisvalorisatie bestrijkt ook het Leven Lang Leren. Volgens de op EU-niveau ontwikkelde indicator voor een leven lang leren namen in 2014 bijna 1,6 miljoen mensen nemen deel aan een opleiding of cursus, voor het werk of voor hobby of in vrije tijd. Dat is bijna 18 procent van de 25- tot 65-jarigen in Nederland. Hiermee behoort Nederland wat leven lang leren (LLL) betreft tot de best presterende landen van Europa. Tussen 2003 en 2014 is de deelname aan leven lang leren in Nederland toegenomen van 16,4 procent naar 17,8 procent.
Leven Lang Leren
“Eenmaal op de arbeidsmarkt blijft het nodig om te blijven leren en ontwikkelen om duurzaam inzetbaar te blijven.” De SER pleit voor “verdere prioritering van een leven lang leren [als] een belangrijke voorwaarde voor een duurzaam inzetbare arbeidsmarkt-populatie.” Gelet op de behoefte aan hoger opgeleiden, moeten er bovendien voldoende mogelijkheden zijn voor werkenden om hoger onderwijs te volgen. In Nederland is het aanbod aan faciliteiten voor een leven lang leren nog niet uitontwikkeld. Het ontbreekt vooral aan de voor werknemers zo noodzakelijke flexibiliteit in het aanbod.
Indicatoren kennisvalorisatie en Leven Lang Leren
Om de voortgang van kennisvalorisatie bij Leven Lang Leren te kunnen monitoren zijn er verschillende indicatoren die kunnen worden gebruikt door betrokken hogescholen en universiteiten. De volgende indicatoren om de voortgang van de kennisvalorisatie in het Leven Lang Leren activiteiten zijn genoemd door de VSNU (Raamwerk Valorisatie 2013):
LLL niet in valorisatie evaluatie
Sander Dekker schreef naar aanleiding van de evaluatie van het valorisatie-programma door bureau Panteia (2016) dat er nog belangrijke aandachts- en verbeterpunten zijn: ‘Valorisatie kan nog beter in de kern van het werk van de instellingen en de onderzoekers doordringen. We zijn toe aan een volgende stap, een nieuwe, gezamenlijke, richtinggevende ambitie waarbij we waardering uiten, successen uitbouwen en aan de slag gaan met nieuwe initiatieven. Mijn doel is om valorisatie te stimuleren, waarderen, te versterken en te monitoren. Ik kan niet anders zeggen: Redelijk algemene bewoordingen. Maar belangrijker is dat uit de evaluatie van Panteia blijkt dat de leven lang leren activiteiten niet zijn meegenomen of erger nog niet voldoende ontwikkeld waren ten tijde van de evaluatie. Wel meegenomen zijn onderwijsactiviteiten op het gebied van Ondernemerschap en het werven van geschikte (ondernemende) docenten. Dit overigens geheel tegen het advies (2014) van de Commissie ‘Flexibel hoger onderwijs voor werkenden’ van Rinnooy Kan in. Deze commissie adviseerde in om leven lang leren ( continuing professional education) op te nemen in de set van indicatoren voor valorisatie. Het sluit ook niet aan op de eerder in dit bericht genoemde indicatoren zoals die door de VSNU zelf zijn voorgesteld (2013).
Focus te weinig op hogeschool
Een ander punt is dat de kennisvalorisatie zich nog steeds vooral richt op universiteiten. Terwijl er al behoorlijke succesvolle valorisatie is gerealiseerd in projecten waarbij hogescholen betrokken zijn, zoals bijvoorbeeld het Next Generation Cleanrooms project met Zuyd Hogeschool, Chemelot en Philips maar zeker ook diverse andere RAAK-mkb-projecten (RAAK financiert onderzoeksprojecten van kennisnetwerken van mkb’ers, professionals, lectoren, studenten, hogescholen, kennisinstellingen gericht op innovatievragen uit het regionale werkveld).
Hogescholen en universiteiten moeten meer samen optrekken als het gaat om het valoriseren van kennis. Deze samenwerking moet er enerzijds op gericht zijn dat afgestudeerde HBO-ers tijdens hun werkzame leven stevige post HBO (top bachelor) programma’s gaan volgen. Anderzijds moet de samenwerking moet gericht zijn op het circuleren en combineren van kennis en ervaringen uit de praktijk met (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. Met de kanttekening dat de praktijk zich hier niet beperkt tot grote technologische bedrijven maar zich ook uitstrekt tot het MKB.
Focus te weinig op alfa en gammavaardigheden
Dit haakt deels aan op ander nog steeds actueel punt (genoemd in een advies van Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) uit 2012), namelijk dat er teveel aandacht is voor het stimuleren van technologische innovatie en voor vraagsturing van wetenschappelijk onderzoek. De werkelijkheid vraagt om een andere benadering van het innovatiebeleid: kort-cyclisch, wendbaar en vanuit een ‘ja, mits’ houding. Alleen wetenschap en technologie is onvoldoende, de overheid moet ook ‘Diensten Waarderen’. De AWT in haar advies: Heroverweeg de filosofie en grondslagen achter de stimulering van innovatie, en beschouw waarde-creatie in de gehele keten. Hierbij past onder meer een betere benutting van de uitkomsten van fundamenteel onderzoek, door een versterking van het toegepaste onderzoek, en een betere integratie van alfa-, bèta- en gammavaardigheden.
Hardere indicatoren
Een laatste opmerking over de set van (voorlopige) indicatoren van kennis valorisatie en LLL. De indicatoren uit het VSNU raamwerk geven vooralsnog geen zuiver beeld van de voortgang. Teveel indicatoren worden beïnvloed door factoren die niets of weinig met kennis-valorisatie van doen kunnen hebben. Hardere indicatoren blijven lastig maar ik zou naast allerlei ‘zachte’ indicatoren pleiten voor meer financiële kengetallen. Hierdoor kan het beleid eerder worden bijgestuurd of bijgesteld. Als voorbeeld noem ik het aantal gedeclareerde uren per jaar per medewerkers op activiteiten gericht op kennis valorisatie en LLL, het aantal betalende deelnemers uit het bedrijfsleven van programma’s, cursussen/trainingen (voor bedrijfsleven/publieke sector) die in het kader van kennis valorisatie en LLL gegeven zijn. Idem voor deelnemers uit de overheid (exclusief eigen werknemers van de hogeschool of universiteit). Dit soort kengetallen zouden kunnen worden gerelateerd aan het gemiddelde gerealiseerde tarief (bruto inkomsten) per betalende deelnemer aan bovengenoemde programma’s cursussen/trainingen.