Universiteiten kunnen wat betreft open access veel leren van het hbo
Nederlandse universiteiten zijn nog te veel ingericht op de impactfactor van wetenschappelijke tijdschriften, wat een beweging naar open access in de weg staat. Universiteiten kunnen op dit vlak nog veel leren van het hbo.
Nieuw onderzoek toont aan dat de HvA veel meer vooruitgang heeft geboekt op het gebied van open access dan haar voormalig bestuurlijke partner, de Universiteit van Amsterdam. Het resultaat is dat de oa-publicaties op de HvA veel toegankelijker en ook beter doorzoekbaar zijn. Op de UvA ontbreekt zelfs geheel een officieel open access beleid. Dit schrijven Saskia Woutersen en Jaroen Kuiper, respectievelijk bibliothecarissen van de HvA en de UvA in het wetenschappelijke tijdschrift LIBER Quarterly. Het artikel heeft de titel: ‘How to reach a wider audience with open access publishing: what research universities can learn from universities of applied sciences.’
Vooral te danken aan Berlin Declaration
De HvA-onderzoekers stellen dat het aantal onderzoeksinstituten met een open access beleid is gestegen van 77 in 2005, naar 666 in 2017. Deze stijging is vooral te danken aan de Berlin Decleration uit 2003. Toen hebben onderzoeksinstellingen wereldwijd afgesproken dat zij de stap willen maken naar meer open access.
Daarnaast zijn er ook landelijke ontwikkelingen. Zo heeft onderzoeksfinancierder NWO ervoor gezorgd dat er steeds meer open access wordt gepubliceerd, omdat dit een voorwaarde is voor een onderzoeksbeurs. De onderzoekers stellen dat het de verwachting is dat de komende jaren een meerderheid van de wetenschappelijke publicaties open access zullen zijn.
Valorisatie veel vanzelfsprekender voor het hbo
Een belangrijke stimulans om de wetenschappelijke publicaties toegankelijk te maken voor het brede publiek is valorisatie. Beide bibliothecarissen van de UvA en HvA stellen vast dat de betekenis van deze term de laatste jaren veranderd is. Waar het eerst vooral ging om de industrie te laten profiteren van het wetenschappelijk onderzoek is er ook steeds meer aandacht gekomen voor kennisoverdracht tussen wetenschap en burgers. Maatschappelijke impact komt ook terug in het nieuwe wetenschapsbeoordelingsprotocol van de KNAW, NWO en de VSNU. Ook verwijzen de auteurs naar de Nationale Wetenschapsagenda dat volgens hen een belangrijk initiatief is geweest om burgers meer te betrekken bij het onderzoek.
UvA kan veel leren van de HvA
De bibliothecarissen hebben publicaties van de UvA en de HvA vergeleken op basis van de doelgroep van de publicaties. Daarin is het onderscheid gemaakt voor publicaties die bestemd zijn voor onderzoekers en publicaties die zowel bestemd zijn voor onderzoekers als ook voor de samenleving. Uit die inventarisatie kwam dat 46% van de publicaties van de HvA alleen voor onderzoekers is geschreven en op de UvA is dat 80%. Hoe zij precies dit onderscheid hebben gemaakt wordt niet duidelijk uit het artikel.
Woutersen en Kuijper stellen vast dat in Amsterdam zich de unieke situatie voordoet dat de medewerkers van de bibliotheken van de HvA en UvA in dienst zijn van beide instellingen. Deze mensen zijn in dit geval ook de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor het open access beleid. Het voordeel van dit overblijfsel van de bestuurlijke samenwerking is dat duidelijk wordt dat de UvA nog veel kan leren van de open access praktijk van de HvA.
In 2015 heeft de HvA een nieuwe onderzoekersagenda opgesteld met als belangrijk uitgangspunt dat 60% van de wetenschappelijke publicaties in 2019 open access moet zijn en dat dit in 2024 moet zijn gestegen naar 100%. Bovendien was het destijds de bedoeling om het onderzoek van de HvA zichtbaarder te maken voor de buitenwereld en voor andere hogescholen.
De HvA is eigenaar van de publicaties
Een belangrijke barrière om over te gaan op open access zijn de licenties op het auteursrecht. Omdat de HvA eigenaar is van het auteursrecht van de output van de werknemers kunnen aan alle publicaties en producten in principe een Creative Commons-licentie worden toegekend. Tenzij een uitgever vraagt om hier vanaf te zien. Onder welke voorwaarden dit moet wordt vervolgens uitonderhandeld met de gezamenlijke bibliotheek.
Om de implementatie van open access te laten slagen moeten alle onderzoeksresulaten van de HvA geregistreerd worden in het Current Research Information System (CRIS) en worden gearchiveerd in de bijbehorende repository. Hierdoor worden de publicaties permanent toegankelijk, en optimaal vindbaar en herbruikbaar voor derden. Het deponeren van de onderzoeksresultaten is verplicht, maar hoeft niet noodzakelijk open access te zijn. Daarnaast is er ook open source software ontwikkeld op de HvA, die de publicaties goed toegankelijk maakt.
Onderzoekers van de HvA kunnen ook gebruikmaken van een open access fonds om de publicatiekosten te betalen. Tot slot worden de onderzoekers op de HvA verzocht om een Nederlandstalige of Engelstalige samenvatting te maken, die begrijpelijk is voor het brede publiek.
HvA werkt niet met hybride tijdschriften
Universiteiten waaronder de UvA, richten zich bij open access vooral op hybride tijdschriften, dat wil zeggen wetenschappelijke tijdschriften die gedeeltelijk open access zijn. Dat betekent dat de publicaties door de traditionele grote uitgevers worden omgezet en gepubliceerd en vaak dus nog achter een betaalmuur zitten.
Met het sluiten van de grote contracten tussen de VSNU en de uitgevers over open access wordt het geld dat voorheen naar de abonnementen ging, nu gebruikt om gedeeltelijk open access te kunnen publiceren. De HvA heeft helemaal geen hybride publicaties en heeft ook maar een abonnement met een uitgever. Deze uitgever weigerde overigens om de HvA mee te nemen in het open access contract van de VSNU.
In tegenstelling tot de HvA heeft de UvA ook geen open access fonds en heeft geen open access series die gelieerd zijn aan een vakgroep of opleiding. Bovendien heeft de UvA helemaal geen beleid om open access te stimuleren. De universiteiten hebben ook een veel langere publicatietraditie, terwijl op hogescholen de publicatiecultuur nog volop ontwikkeld wordt. Een ander belangrijk verschil is de obsessie met impactfactoren op universiteiten. Hoewel het nieuwe evaluatieprotocol van de KNAW, de VSNU en NWO minder aandacht besteedt aan de impactfactor, is dat in de wetenschappelijke praktijk nog allerminst het geval, zo stellen beide auteurs vast.
Rapporten is geen kwaliteit rapporteren?
HvA-onderzoekers erkennen dat de wetenschappelijke carrière op universiteiten primair afhankelijk is van citatiescores en de impactfactor van gepubliceerd onderzoek. Echter rapporten en andere onderzoeksresultaten die niet-wetenschappelijk worden gepubliceerd worden niet meegenomen in de wetenschapsevaluatie en dragen in die zin ook niet bij aan de kwaliteitsbeoordeling van het onderzoek.
Op hogescholen is dat anders en worden onderzoekers geëvalueerd op alle onderzoeksresultaten. Omdat er ook naar gepubliceerde rapporten wordt gekeken is de focus op impactfactoren in het hbo kleiner. Daarnaast hebben hogescholen altijd al buiten het wetenschappelijke systeem gestaan van zo hoog en veel mogelijk proberen te publiceren. De doelgroep voor wie het onderzoek wordt gedaan zit ook vaak niet in de wetenschap. Het interessante is dat deze groep wel steeds belangrijker wordt voor universiteiten, kijk bijvoorbeeld naar de Nationale Wetenschapsagenda.
Beide auteurs wijzen nog op een ander element waarom het op de HvA zo veel beter en sneller gaat. Onderzoekers op de HvA weten zelf maar al te goed hoe moeilijk het is om artikelen te kunnen raadplegen die achter een betaalmuur zitten. Artikelen achter een betaalmuur kunnen duur zijn en soms blijkt de inhoud ook nog eens teleurstellend. Daarom is open access cruciaal voor hogescholen. Dat is ook de reden waarom bestuurders in het hbo vaak heel enthousiast zijn over open access beleid.
Universiteiten zijn nog geen eigenaar
Aan het slot van artikel worden er ook nog een aantal aanbevelingen gedaan aan het adres van de universiteiten. Omdat voor universiteiten het brede publiek ook steeds belangrijker wordt net als op hogescholen is het van belang dat zij ook de juridische en technische barrières wegnemen om open access te publiceren. Hoewel dat voor universiteiten niet altijd eenvoudig zal zijn. De financiële drempel is makkelijk op te lossen. Veel publicaties op universiteiten zijn namelijk al open access. Maar de juridische drempel zal lastiger worden, omdat universiteiten in het kader van de academische vrijheid vaak geen eigenaar zijn van de onderzoeksoutput. Hier moet de overheid nieuwe wetgeving voor maken zeggen Woutersen en Kuijper.
De andere barrière: het begrijpelijke taalgebruik kan makkelijk worden opgelost. Men kan middels universitair beleid onderzoekers vragen of zelf verplichten om elke publicatie te voorzien van een lekenuitleg. Bron Science Guide Nieuws | door Frans van Heest 15 augustus 2018
NIDAP onderzoekt kansen universiteiten voor LLL en onderzoek
NIDAP is gespecialiseerd in marktverkenningen voor universiteiten en hogescholen op het gebied van Leven Lang Leren producten en diensten. Bedrijven ontwikkelen hun werknemers steeds meer intern en maken daarbij ook gebruik van de (onderwijskundige en research vaardigheden, vakinhoudelijke kennis en (toegepaste) onderzoeksresultaten van hogescholen en universiteiten. Voor meer informatie : Martijn Pelle/Paul van der Wal. martijn @ nidap.com / paul @ nidap.com