Geef iedereen een opleidingsbudget
In het FD van maandag 26 augustus 2019 pleiten FD-redacteuren Elfanie toe Laer en Ilse Zeemeijer voor een scholingsbudget voor alle volwassen Nederlanders.
De auteurs van het FD borduren voort op het in mei van dit jaar verschenen SCP onderzoeksrapport Grenzen aan een leven lang leren (zonder dit onderzoek overigens te noemen in hun publicatie). Dit SCP-onderzoek laat zien dat veel werkenden geen duidelijk beeld hebben van de veranderingen op de middellange termijn in hun werk, en wat die voor hun eigen competenties betekenen. Zij voelen geen urgentie om te blijven leren. Tegelijkertijd maakt het SCP onderzoek duidelijk dat een deel van de werkenden wel degelijk belemmeringen ervaart voor het blijven leren. De conclusie is dat voor het zich een leven lang ontwikkelen er tijd en geld beschikbaar dient te zijn, evenals maatwerk in scholingsvoorzieningen. Daarnaast spelen vrijwel steeds ook persoonlijke omstandigheden van mensen niet zelden een bepalende rol. Aanvullend op dit artikel volgt onze reactie.
FD artikel : Geef iedereen een opleidingsbudget
Geen baan meer voor het leven, later met pensioen en technologische veranderingen die de arbeidsmarkt drastisch veranderen. Het is duidelijk: iedereen moet investeren in zijn eigen ontwikkeling. Toch blijkt het lastig om ‘een leven lang leren’ in de praktijk gestalte te geven. Een opleidingsbudget voor alle volwassenen biedt mogelijk uitkomst. Kosten? Ruim €1,2 mrd per jaar.
Scholing biedt volwassenen doorgroeimogelijkhedenin hun loopbaan en passende opleidingstrajecten kunnen voorkomen dat de kloof tussen hoger- en lager opgeleiden groter wordt. Bovendien kunnen mensen die hun baan dreigen te verliezen meteen tijdig om-of bijscholingstraject makkelijker switchen van werkgever. Daardoor hoeven ze geen uitkering aan te vragen. Uiteraard zijn volwassenen voor een groot deel zelf aan zet, maar de overheid kan wel de beloofde doorbraak forceren, zeker bij kwetsbare groepen zoals laagopgeleiden, flexwerkers, oudere medewerkers en immigranten. Voor hen is de urgentie het hoogst, zei hoogleraar economie Andries de Grip eerder in het FD. Een adviescommissie onder leiding van oud-Tweede Kamerlid Jolande Sap pleitte in 2017 voor een individuele leerrekening voor elke werkende. Dit is volgens de commissie ook de beste regeling voor mbo’ers.
Deze 4,4 miljoen werkenden doen niet alleen minder aan scholing dan hogeropgeleiden, hun hoeveelheid scholing neemt af. Een leerrekening van €40.000 zou voldoende moeten zijn voor een carrière van 45 jaar, berekende de commissie. Dat bedrag moet worden betaald door de overheid (€17.000), werkgevers (€20.500, deels te bekostigen door de bestaande opleidingspotjes aan te boren) en werkenden zelf (€2500).
Het instellen van een leerrekening voor de doelgroep die dit het meeste nodig heeft, kost de overheid €1,2 mrd extra per jaar, becijferde SCP. Dat is een stuk meer dan de €200 mln die het kabinet nu wil uittrekken om een leven lang ontwikkelen te bekostigen.
Maar volgens SEO Economisch Onderzoek is de investering te rechtvaardigen. Want waarom zou de overheid minder geld uitgeven aan scholing voor een mbo-student dan voor iemand op de universiteit? Het verschil in gemaakte kosten zou de overheid als ‘leerrechten’ op de individuele leerrekening kunnen storten. Een bijkomend voordeel is dat het bruto jaarinkomen van gebruikers van de leerrekening stijgt, al gaat het om kleine percentages: 0,7% tot 2,2%. Dat leidt weer tot hogere belastinginkomsten. Daarnaast dalen de uitgaven aan uitkeringen en gaan naar verwachting ook ziektekosten naar beneden. Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de plannen is dat er een opleidingsaanbod wordt ontwikkeld dat geschikt is voor volwassenen met weinig tijd. Dat aanbod is vooralsnog beperkt, maar dat betekent niet dat de overheid niet in actie kan komen. <einde artikel FD>
Reactie
Het artikel benoemt hetgeen vaker gezegd wordt: Hoger opgeleiden (hbo, wo) nemen vaker deel aan opleidingen en cursussen naast hun werk dan middelbaar en lager opgeleiden (vmbo, mbo). Hierbij hoort ook het idee of de gedachte dat de ‘kloof’ tussen beide ‘groepen’ verder vergroot. Voorts worden een aantal voordelige (‘inverdien’) effecten genoemd zoals lagere ziektekosten en lagere uitgaven aan uitkeringen. Daar blijven we maar even weg van in deze reactie.
Procentueel gezien kan gezegd worden dat van de hoger opgeleiden een groter deel deelneemt aan leven lang leren. Al zijn daarvoor ook wel diverse redenen te noemen die weinig met opleidingsbudget te maken hebben zoals de noodzaak vanwege de functie en bijbehorende hogere verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld bij juristen, zorgprofessionals, piloten etc). Ik hanteer maar even een rijtje dat toepasbaar is op de leervraag: must know, need to know en nice to know. In hogere functies zal de eerste vaker van toepassing zijn en daarmee de facilitering (tijd en geld) groter zijn.
Cijfers over Leven Lang Leren van CBS laten overigens zien dat het absolute aantal personen met een middelbare of lagere vooropleiding dat een korte opleiding of cursus volgt naast het werk groter is dan het aantal hoger opgeleiden. De deelname van hoger opgeleiden groeit wel sneller.
Bijscholen of omscholen
Eigenlijk weet niemand goed hoe de arbeidsmarkt zich zal ontwikkelen in de komende decennia en wat de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid. Misschien kan niet eens gezegd worden dat hoger opgeleiden een veel grotere kans hebben op baanbehoud dan lager opgeleiden. Kijk maar eens naar de financiële sector waarin de afgelopen jaren duizenden banen zijn verdwenen. Deze sector kenmerkte zich in de afgelopen twintig jaren (NIDAP onderzoek) doordat zij van alle branches en sectoren de hoogste opleidingsbudgetten (en uitgaven) had per werknemer! Dus als scholing gericht is in het ‘beter worden in mijn baan’ hoeft dat geen garantie voor de toekomst te zijn. Gaat het om omscholing dan zal dat worden gesteund door de werkgever als daar een duidelijke reden voor is (boventalligheid, reorganisatie, bedrijfsbeëindiging etc). Omscholing betekent vaak het volgen van een langere opleiding (bijvoorbeeld een opleiding tot verpleegkundige of leraar) met een erkend diploma. Niet iedereen heeft daar genoeg zin in, met name boven de 45-55 jaar is men minder gemotiveerd om zich om te scholen naar een totaal ander beroep.
Voor de lager en middelbaar opgeleiden (NLQF niveau 2, 3 en 4) is niet zozeer van belang dat er meer geld komt voor de deelnemer. Belangrijker is dat onderwijsinstellingen de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en het ‘werkveld’ begrijpen en met hun opleidingsportfolio tijdig inspelen op de gevraagde competenties en kennis in bestaande en nieuwe banen en functies. Hierdoor wordt de nieuwe lichting beter voorbereid op de arbeidsmarkt en kan door middel van een scholingsaanbod in de vorm van korte en langere opleidingen en cursussen worden gewerkt aan de duurzame inzetbaarheid van werkenden die buiten de boot dreigen te vallen. Veel onderwijsinstellingen zijn enorm gedreven en productgericht. Meer middelen om van ‘buiten naar binnen’ opleidingsaanbod te ontwikkelen zou dus een goede investering zijn. De eerder genoemde bijvangst (o.a. minder uitkeringen) zou dan een wenkend perspectief kunnen zijn, maar minstens even belangrijk is het welbevinden, het gevoel er bij te horen en het kunnen bouwen aan een eigen leven, familie etc.