Ook voor mbo’ers geldt: een leven lang leren

Ook voor mbo’ers geldt: een leven lang leren

Weliswaar een artikel uit 2016 gevonden op de site sociale vraagstukken.nl maar daardoor niet minder relevant. Gemeenten en ROC’s zijn druk bezig om hun regionale LLL-agenda’s uit te rollen. Het duurzaam inzetbaar houden en maken van werkenden op MBO 2,3 en 4 niveau zal in het komend decennium essentieel zijn. Niet alleen voor de arbeidsmarkt maar ook voor een samenleving waarin iedereen -hoger of lager opgeleid- mee kan blijven doen.

Artikel van Ingrid Christoffels, Pieter Baay. Gepubliceerd op de site sociale vraagstukken.nl op 30 augustus 2016

Ook voor mbo’ers geldt: een leven lang leren

De ‘21ste-eeuwse vaardigheden’ die mbo’ers moeten aanleren, zijn niet zo nieuw als de term doet vermoeden. Kritisch denken, communiceren, samenwerken en ondernemen bestaan al sinds Aristoteles. Echt  nieuw is de vereiste van het altijd blijven leren.

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is in Nederland de grootste opleider van jongeren. Hier worden de vakkrachten van de toekomst opgeleid. Hoe die toekomst eruit ziet is natuurlijk koffiedik kijken. Door steeds goedkopere automatisering worden mensen vervangen door computers, robots of andere technologieën (WRR 2013). Denk bijvoorbeeld aan de medewerker die de reiskostendeclaraties verzorgde en nu alle data van de ov-chipkaart direct kan inlezen. Zulke technologische veranderingen zorgen voor druk op het zogenaamde middensegment van de arbeidsmarkt (CPB 2015).

De voortschrijdende digitalisering (overheidsdiensten, banken, solliciteren) maakt dat burgers digitaal steeds vaardiger moeten zijn om te functioneren in de maatschappij. Omgangsvormen en verhoudingen veranderen hierdoor en zorgen voor een overvloed aan informatie. Naast laaggeletterden en digibeten hebben waarschijnlijk meer mensen hier moeite mee (Baay, Buisman, & Houtkoop 2015). Tevens vervagen door de globalisering grenzen in het dagelijks leven. Nieuws, consumptie en sociale contacten bereiken ons constant vanuit de hele wereld. En ook dat heeft consequenties voor de maatschappelijke verhoudingen. Zo zijn bijvoorbeeld onrusthaarden buiten Europa van invloed op de (beleving van) veiligheid in Nederland.

Tegelijkertijd wordt meer dan ooit van burgers verwacht dat zij zelf de verantwoordelijkheid nemen om zich als mondig, geïnformeerd en zelfstandig burger staande te houden in de maatschappij. Waar levensloop en werk vroeger vast stonden, is er nu veel meer onzekerheid. Een standaard pad is minder gebruikelijk, het is belangrijker geworden om eigen keuzes te leren maken en zich te richten op de eigen capaciteiten, kwaliteiten en voorkeuren in werk en privéleven.

Tien procent van de banen gaat verdwijnen

Deze ontwikkelingen hebben grote impact op onze samenleving en op de arbeidsmarkt. In 2013 kwam het alarmerende signaal dat bijna de helft van de beroepen in de komende twintig jaar zal verdwijnen (Frey & Osborne, 2013). Inmiddels wordt gedacht dat het niet zo’n vaart zal lopen en is de schatting dat het voor Nederland om tien procent van de banen gaat (OECD, 2016). Daarbij zal niet elk opleidingsniveau en niet elke sector op dezelfde manier worden geraakt. Zo zullen beroepen op hogere opleidingsniveaus vaker gehandhaafd blijven. Ook laagopgeleid werk blijft naar verwachting bestaan (ofwel, er ontstaat een polarisatie van de arbeidsmarkt, CPB 2015). Mogelijk worden lager opgeleiden verdrukt door middelbaar opgeleiden.

21ste-eeuwse vaardigheden: van kritisch denken tot zelfregulatie

In het werk dat wél blijft, gaat het om ‘mensenwerkers’: docenten, trainers, tandartsen, coaches. Ook het ontwikkelen van gespecialiseerde kennis, het monitoren van processen, of het bedenken van creatieve oplossingen blijft belangrijk, omdat deze vaardigheden niet makkelijk te automatiseren zijn. En er komen nieuwe, nu nog onbekende, beroepen bij. Om daarop voorbereid te zijn, is het verstandig om jongeren voldoende algemeen inzetbare vaardigheden mee te geven. Dit heeft wel de consequentie dat men (iets) minder beroepspecifiek opgeleid wordt en meer voor werk in het algemeen. Dus naast een hoger opleidingsniveau, is breder opleiden wenselijk.

Iemand die nu vanuit school de arbeidsmarkt betreedt zal nog vijftig jaar werken. Het is zeer onwaarschijnlijk dat dit al die tijd hetzelfde werk zal blijven: de aard of inhoud zal veranderen. Banen voor het leven bestaan niet meer. Met andere woorden, we weten nu niet welke beroepsvaardigheden over twintig jaar belangrijk zijn. Daarom wordt leven lang leren cruciaal en moeten jongeren de vaardigheden meekrijgen om zich te blijven ontwikkelen.

Deze vaardigheden noemt men ook wel ‘21ste-eeuwse vaardigheden’. Het gaat hierbij om kritisch denken, probleemoplossend vermogen, creativiteit (denkvaardigheden); digitale vaardigheden; om communicatie, samenwerking, sociale en culturele vaardigheden (interpersoonlijke vaardigheden); en om intrapersoonlijke vaardigheden waarmee burgers en werknemers in staat zijn verantwoordelijkheid te nemen en zichzelf aan te passen aan nieuwe omstandigheden (metacognitie, zelfregulatie, ondernemendheid).

Meer dan ooit voor iedereen van belang

Deze 21ste-eeuwse vaardigheden zijn uiteraard niet nieuw, maar de toepassing en het belang zijn wel veranderd. Het concept wordt door sommigen gezien als de volgende ‘hype’, onder andere omdat het helemaal geen nieuwe vaardigheden zijn (Wilbrink, 2016). Dat klopt, met uitzondering van digitale vaardigheden gaat het om een set van kennis, vaardigheden en houdingen die in verschillende samenstellingen teruggaan tot Aristoteles en zijn tijdgenoten.

Maar het zijn wel vaardigheden die meer dan ooit voor iedereen, voor laag- en hoger opgeleiden, belangrijk zijn om aansluiting te houden bij de voortdurend veranderende samenleving en arbeidsmarkt. Het zou jammer zijn als door dit idee van een hype de aandacht voor deze vaardigheden op school verslapt. Het is immers juist zo belangrijk om deze vaardigheden goed te borgen, in het bijzonder in een beroepsgerichte context waarin studenten graag in de praktijk leren.

Leren moet zo laagdrempelig mogelijk worden

Onderzoek laat zien dat laagopgeleiden minder aan leven lang leren doen dan hoogopgeleiden (CBS, 2016). Kritisch denken en sociaal-culturele vaardigheden krijgen op de lagere mbo-niveaus minder aandacht dan op de hoge (Petit & Verheijen, 2015). En het niveau van probleem oplossen is gemiddeld gezien laag bij mbo-opgeleiden, al zijn de onderlinge verschillen enorm (Christoffels & Steehouder, 2015). Een belangrijke rol voor het onderwijs is om jongeren duurzaam inzetbaar te maken, onder andere door ze, meer dan voorheen, te ‘leren leren’.

Dat leren kan ook buitenschools: overheid, scholen, bedrijven en gemeenten kunnen meer inzetten op informeel leren. Vanuit de gedachte dat elke activiteit leerrijk is, kunnen mensen tot leren verleid worden. Met die insteek kunnen ook inactieve thuiszitters betrokken worden. Creatieve broedplaatsen, op vrijwilligers draaiende festivals, ontdekplekken en buurtinitiatieven kunnen allemaal leerrijke omgevingen zijn om de 21ste-eeuwse vaardigheden te trainen. Elke mogelijkheid tot leven lang leren moet worden benut zodat burgers aansluiting blijven houden bij samenleving en arbeidsmarkt.

Ingrid Christoffels en  Pieter Baay werken als onderzoekers bij het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo).

Referenties:

Baay, P., Buisman, M. & Houtkoop, W. (2015). Laaggeletterden: achterblijvers in de digitale wereld? Vaardigheden van burgers en aanpassingen door overheden. In opdracht van Stichting Lezen & Schrijven. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

CBS (2016). Een leven lang leren in Nederland: een overzicht. Sociaaleconomische trends, februari 2016 | 0.

Christoffels, I. & Baay, P. (2016). De toekomst begint vandaag: 21ste-eeuwse vaardigheden in het beroepsonderwijs. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

Christoffels, I. & Steehouder, P. (2015). Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw: hoe goedzijn mbo’ers toegerust? ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

CPB (2015). Baanpolarisatie in NederlandCPB Policy brief 2015/3. Den Haag: CPB.

Frey, C. & Osborne, M. (2013). Future of Employment. Oxford: Oxford University.

OECD (2016). The Risk of Automation for Jobs in OECD Countries: A Comparative Analysis. OECD Social, Employment and Migration Working Papers.

Petit, R. & Verheijen, E. (2015). Toegerust voor de toekomst: Aandacht voor kritisch denken en sociaal-culturele vaardigheden in het mbo. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

Wilbrink, B. (2016). 21st century skills: we can write and talk about them; they do not exist otherwise.

WRR (2013). Naar een lerende economie: investeren in het verdienvermogen van Nederland. Amsterdam University Press.

Vorige
Vorige

Zakelijke evenementen steeds vaker met leerdoel

Volgende
Volgende

Geef iedereen een opleidingsbudget