Lerarenregister (voorlopig) van de baan: gemiste kans?
Leraren worden toch niet gedwongen hun vakbekwaamheid met diploma’s en bijscholing openbaar te maken. Minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs zet voorlopig een streep door het omstreden nationale lerarenregister, dat docenten verplicht hun vakkundigheid aan te tonen.
Het lerarenregister bestaat al, maar is vrijwillig. De verplichte invoering, vanaf 1 juli, is een plan van voormalig VVD-staatssecretaris Dekker. Hij noemde het een “stok achter de deur” om te voorkomen dat leraren zonder diploma’s voor de klas staan. Het nijpende lerarentekort dwingt scholen leraren aan te nemen die nog niet de juiste diploma’s hebben gehaald.
Minister Slob ziet dat er geen draagvlak is en wil het de leraren niet van bovenaf opleggen. Hij hoopt naar eigen zeggen op een stevige, representatieve beroepsorganisatie die van “onderop” tot stand komt. “We maken een pas op de plaats met het verplicht stellen ervan”, schrijft de minister. Op vrijwillige basis gaat het register wel door.
Lerarenorganisatie PO in Actie noemt het besluit van minister Slob de enige juiste stap. Volgens Jan van de Ven was het plan gemaakt in overleg met de Onderwijscoöperatie en waren daarbij geen leraren betrokken. “Het register wordt door leraren gezien als een afrekeninstrument. Het moet geen stok achter de deur zijn om te professionaliseren. Een register is er ter bescherming van het beroep, net als bij artsen.”
De grootste lerarenvakorganisatie AOb, die in de Onderwijscoöperatie zit, heeft de wet van Dekker wel gesteund, omdat het “veel meer was dan alleen het register”. Het probleem is volgens voorzitter Liesbeth Verheggen dat het register een doel op zich is geworden, terwijl het het sluitstuk had moeten zijn.
Nu de minister heeft besloten dat Rinnooy Kan in gesprek gaat met allerlei onderwijsorganisaties, is de AOb bang dat de werkgevers in het onderwijs een vinger in de pap krijgen. Volgens Verheggen is de wet van Dekker tot stand gekomen zonder invloed van organisaties als de PO-raad en de VO-raad. Ze krijgt nu signalen dat de werkgevers veel druk zullen zetten om invloed te krijgen op de nieuwe plannen.
Van de Ven van PO in Actie juicht het rondje langs de velden door Rinnooy Kan juist wel toe. “Hij moet met de ongeorganiseerde leraar in gesprek, buiten de vakbonden om.”
NIDAP heeft in juni 2018 een vierde onderzoek uitgevoerd onder PO schooldirecteuren en onder andere VO teamleiders die zich binnen de school bezighouden met nascholing en professionalisering van leraren en docenten. In voorgaande jaren zagen we al de weerstand tegen het register, maar we zagen ook dat behoorlijke aantallen van de scholen bereid waren om hun professionaliseringsbeleid wat af te stemmen op het register.
Uit onderstaande grafieken kan worden opgemaakt dat 46% van de PO-scholen meer geld zou uitgeven aan nascholing en professionalisering als er een register zou zijn. Voor de leerkrachten en docenten zou het register een positief effect hebben. Zij zouden meer initiatief en verantwoordelijkheid nemen voor de eigen ontwikkeling. In het VO hebben we vergelijkbare uitkomsten gemeten (mei-juni 2018).
Is actie geen reactie?
Het onderzoek leverde het bekende beeld op van weerstand tegen het lerarenregister. Neem nou de volgende quotes (selectie):
“Professionalisering heeft te maken met schoolcultuur […] daarom denk ik niet dat het lerarenregister veel verandering brengt. Ontwikkeling wil je niet doormaken omdat het moet, maar omdat je het wil.”
“Het voelt als een verplicht blok aan het been. Leerkrachten willen ontwikkelen en verbeteren, ze moeten alleen beter gefaciliteerd worden en niet gecontroleerd.”
“De angst onder de docenten is dat het een papieren tijger wordt. Zolang er maar voldoende punten worden behaald kan de registratie worden veiliggesteld. Het zegt niets over de inhoudelijke en didactische kwaliteiten van de docent. Enkel dat hij/zij aanwezig is geweest bij de training.”
Maar we tekenden ook andere geluiden op die juist pleiten voor een register en de gevolgen daarvan:
We worden hierdoor meer en meer een lerende organisatie. De kosten voor nascholing zullen stijgen.”
“Meer waardering voor het ‘vak’. Meer urgentie om ‘bij te blijven’ in ontwikkelingen relevant voor het onderwijs”
Professionaliseren in de toekomst
Van het lerarenregister moeten geen wonderen worden verwacht maar het verplichte gebruik ervan, dat nu dus is uit of afgesteld, moet ook weer niet worden gezien als een nieuw (administratief) monster. Er zijn genoeg beroepen met een eigen verplicht register en dat functioneert bevredigend. Een fundamenteel probleem binnen het onderwijs is dat nascholing veel tijd kost, zeker als veel van die nascholing ook nog face-to-face is en ook vaak in (docenten)teamverband. Daar komt bij dat er ook intern, dus vanuit de school zelf, het nodige aan scholing en ontwikkeling wordt gedaan. In beide gevallen (teams en interne scholing) lijkt het erop dat er van een persoonlijke ontwikkeling of gecertificeerde opleiding weinig sprake is. Het werken met een register, PE-punten voor docenten en leraren en meer individuele gecertificeerde opleidingen kost misschien wel meer tijd maar levert waarschijnlijk wel een bijdrage aan de kwaliteitsdoelstellingen van het Ministerie van Onderwijs. Het probleem gaat dus worden opgelost als er meer tijd beschikbaar komt of als er (in teams of individueel) efficiënter online geprofessionaliseerd kan worden. En juist die ontwikkeling (meer naar e-learning) zit er keihard aan te komen getuige onze uitkomsten (mei-juni 2018 NIDAP).
Het NIDAP onderzoek is bestemd voor aanbieders van onderwijsprofessionalisering en nascholing zoals instituten, (commerciële) hogescholen en universiteiten. Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Frank Eskes (frankeskes @ nidap.com)
Om dit onderzoek te financieren heeft NIDAP ook de positie en markt van de belangrijkste aanbieders zoals hogescholen en instituten gemeten. We kijken voor aanbieders naar hun bekendheid en marktpenetratie door de jaren heen.
Bronnen: NOS.nl en NIDAP research