Beperk de vrije studiekeuze

Studenten kiezen massaal hetzelfde, zodat er een overschot aan managers en een tekort aan leraren ontstaat, schrijft Jelle van Baardewijk

Onlangs stond er weer een oma voor de klas van mijn dochter. Het lerarentekort in de Randstad is inmiddels zo ver opgelopen dat basisscholen blij zijn met iedereen die kan bijspringen, ook als de invaller nauwelijks ervaring heeft of al jaren met pensioen is. Alle lof voor deze hulptroepen, maar het is vreemd dat ze nodig zijn.

Het tekort aan leraren was voorspelbaar omdat de pabo’s niet erg populair zijn. Dat de pabo weinig studenten aanspreekt en er bepaald niet in slaagt de betere student te verleiden, heeft meerdere oorzaken. Naast de negatieve beeldvorming van het lerarenberoep – ‘slecht betaald’, ‘weinig carrièrekansen’ – overheersen er rooskleurige beelden van andere beroepen. We moeten ons afvragen of de huidige voorlichting, via scholen, keuzetests en open dagen, wel het eerlijke verhaal vertelt over de beroepskansen. Pabo’s en lerarenopleidingen verdienen meer aandacht.

Verkeerde verwachtingen arbeidsmarkt

Jongeren kiezen massaal voor een studie commerciële economie, psychologie, rechten, of een hippe combinatiestudie. Alle adviezen en open dagen ten spijt mondt het ideaal van studiekeuzevrijheid dus uit in uniformiteit. Dat komt onder meer door de mythes die studenten elkaar vertellen over beroepen, waarin een bepaald aspect ervan sterk is uitvergroot. Uit mijn promotieonderzoek blijkt dat veel studenten bedrijfskunde manager willen worden, zichzelf leiding zien geven, planningen maken en beleid uitstippelen. Natuurlijk, zulke banen bestaan, maar de kans dat alumni bedrijfskunde ze kunnen verwerven, is veel kleiner dan zij vermoeden, al was het maar vanwege de schaarste ervan. Ook combinatiestudies als ‘philosophy, politics and economics’ werven studenten met een aansprekend maar onrealistisch verhaal gericht aan de leiders van de toekomst.

Onder studenten psychologie is de boodschap anders (‘mensen begrijpen en coachen’), net als bij rechten (‘advocaat worden’), maar de gedeelde noemer bij populaire opleidingen is dat studenten hoge verwachtingen hebben.

Onderwijsinstellingen doen te weinig om de mythes rondom beroepen te ontkrachten. Niet zelden wordt studenten zelfs verteld dat de toekomst zo radicaal anders zal zijn dat het toch onduidelijk is welke vaardigheden nodig zullen zijn, en dat een brede of economische studie daarom geen gekke keuze is. Dat eenderde van de hogeschoolstudenten een studie in het economische domein volgt en dus bepaald geen originele keuze maakt, vertellen instellingen er niet bij.

Weeffout in financiering hoger onderwijs

Onderwijsinstellingen kunnen niet anders. De organisatie en financiering van het onderwijsbestel staan eerlijke voorlichting in de weg. Weliswaar gaat er wat meer geld naar studies die met duur materiaal werken, zoals in de zorg of techniek, maar het centrale verdeelprincipe van het hogeronderwijsbestel ligt in de studentaantallen. Iedere student telt. Studies komen dus niet in actie komen bij scheefgroei. Het zal niet snel gebeuren dat jongeren op een open dag van economische studies of de zeer populaire studies sociaal werk en psychologie te horen krijgen dat de pabo een interessant alternatief kan zijn. Waarom eigenlijk niet? Een dergelijke sturing zou een kwestie van gezond verstand moeten zijn.

Het is tijd voor een kwalitatieve herziening van de financiering van het onderwijs, waarbij we niet langer dogmatisch vasthouden aan de vrije keuze van studenten, die toch uitloopt in uniformiteit. We moeten opnieuw de samenhang en het verschil tussen opleidingen benoemen en markeren. Wanneer laten we iemand toe tot een studie die toch al erg veel studenten aantrekt? Een strenge numerus fixus per vakgebied is wenselijk en wel op nationaal niveau. De overheid heeft onder invloed van het liberale denken te lang een speelveld laten bestaan waarin instituten concurreren. Die concurrentie blijkt in de praktijk zo uit te pakken dat onderwijsinstellingen nauwelijks van elkaar verschillen in aanpak en aanbod. Overal worden belangrijke kleine studies verwaarloosd en grote studies versterkt. Ondertussen dreigt er diploma-inflatie bij die grote studies doordat ze te veel studenten opleiden.

Markeer verschil hbo en universiteit

Het verschil tussen hbo en universiteit wordt in rap tempo verkleind, met de nodige verwarring over de eigen taakopvatting tot gevolg. Hogescholen ‘academiseren’ met meer onderwijs in het Engels, lectoren die meer publiceren en meer theorie in de klas. Ondertussen is het niet gelukt om de typische hogeschoolstudies zoals de pabo en andere lerarenopleidingen zo interessant en sexy te maken dat ze de beste jongeren aantrekken. De inschrijvingen van vwo’ers aan hogescholen zijn gedecimeerd. Wie zou het de vwo’ers evenwel durven te verwijten? Als hogescholen zichzelf presenteren als academie, en zelfs de naam ‘universities of applied sciences’ voeren, kun je net zo goed meteen naar de universiteit.

Universiteiten kiezen voor de breedte en komen daarmee op het terrein van de klassieke hogeschool. De allerbesten mogen zelfs in aparte domeinoverstijgende instituten studeren, ‘university colleges’, die in feite een soort voortzetting van het vwo zijn met internationale studiegenoten. Dit is het topje van de ijsberg. Nederlandse universiteiten leiden studenten steeds breder op omdat brede studies rendabeler zijn.

Wees eerlijk over studiekeuze

Een gevolg van de hierboven geschetste situatie is dat basisscholen in de Randstad blij mogen zijn met iedere leraar die zich meldt. Van selecteren is geen sprake. Ondertussen is het genoegzaam bekend dat juist een goede leraar het verschil kan maken voor een kind. De macht van de massastudies en nieuwe combinatiestudies zet zo onbedoeld een rem op de emancipatie van kinderen die behalve een goede leraar nauwelijks hoogopgeleiden tegenkomen. De allerbeste studenten worden in Nederland aangemoedigd vooral generalist te worden. Zo worden ze weggetrokken bij (academische) pabo’s en andere lerarenopleidingen met evident maatschappelijk belang.

Het tekort aan leraren stelt ons evenwel voor een groter probleem in het hoger onderwijs. We houden, bedoeld of onbedoeld, rooskleurige verhalen in stand over de arbeidsmarkt voor juristen, managers en psychologen. Er bestaat ook een sleets ideaal dat een universiteit altijd beter en hoger zou zijn dan een hbo. Maar bij jongeren met concrete werkambities en beperkte academische nieuwsgierigheid past een hbo vaak beter en zou er daarom ook meer sturing moeten zijn op studiekeuze. Onderwijsinstellingen moeten durven kiezen en ook financieel sturen. Zolang het lerarentekort aanhoudt, zou een student in het sociale en economische domein aanzienlijk meer moeten betalen voor een studie dan een student wiskunde, Nederlands of de pabo. Ook is het wenselijk dat dergelijke vitale vakgebieden meer en betere docenten kunnen aantrekken zodat studies interessanter en diverser kunnen worden ingericht.

Jelle van Baardewijk promoveert donderdag 20 december aan de Vrije Universiteit Amsterdam in de filosofie op de morele vorming van bedrijfskundestudenten. Artikel uit NRC van 20 december 2018

Vorige
Vorige

Driekwart van de werkenden wil niet op cursus

Volgende
Volgende

Techno-optimisme: sociale waarden inbouwen in technologische vernieuwingen