De impact van digitaal leren voor de toekomst van het hoger onderwijs: Wat gaan onderwijsinstellingen zelf leren van dit experiment?
Een interessant en door NIDAP bewerkt artikel van de Harvard Business Review naar aanleiding van de Corona-crisis en de verschuiving naar digitaal leren.
Never waste….
Echte grote veranderingen in de samenleving en het bedrijfsleven treden op wanneer onverwachte gebeurtenissen wijdverbreide experimenten rond een nieuw idee noodzakelijk maken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld, toen Amerikaanse mannen ten strijde trokken, bewezen vrouwen dat ze 'mannenwerk' konden doen - en het goed konden doen. Evenzo vereiste de ‘millenniumbug’ de inschakeling van grote aantallen Indiase software-ingenieurs, wat leidde tot een verdrievoudiging van het aantal verleende work permits door de VS. Door deze bug te herstellen, konden Indiase ingenieurs hun cv’s uitbreiden en werden ze als de grootste experts beschouwd in het aanpakken van technologische problemen. Google’s Alphabet, Microsoft, IBM en Adobe worden overigens tegenwoordig allemaal geleid door in India geboren ingenieurs.
Belangrijke vragen om te leren van de Corona-crisis
Op dit moment dwingt de pandemie van Coronavirus wereldwijde experimenten met onderwijs op afstand. Er zijn veel aanwijzingen dat deze crisis vele aspecten van het leven zal veranderen. Onderwijs op afstand zou er een van kunnen zijn als dit een succes blijkt te zijn. Maar hoe weten we of dat zo is? Terwijl dit crisis-gedreven experiment van start gaat, zouden we gegevens moeten verzamelen en aandacht moeten besteden aan de volgende drie vragen over het bedrijfsmodel van het hoger onderwijs en de toegankelijkheid van kwaliteitsvol onderwijs. 1. Hebben studenten echt een vierjarige studie nodig? Het beantwoorden van deze vraag vereist inzicht in welke delen van het huidige vierjaren model kunnen worden vervangen, welke delen kunnen worden aangevuld en welke delen worden aangevuld met digitale technologieën. In theorie kunnen lezingen die weinig persoonlijke inbreng of menselijke interactie vereisen, worden opgenomen als multimedia-presentaties, die door studenten in hun eigen tempo en plaats kunnen worden bekeken. Dergelijke generieke delen van het curriculum kunnen bijvoorbeeld gemakkelijk worden geleverd door een niet-universitaire docenten en overdracht op Coursera; het onderwijzen van de stelling van Pythagoras is vrijwel hetzelfde over de hele wereld. Voor dergelijke cursusonderwerpen kunnen technologieplatforms de inhoud tegen zeer lage kosten leveren aan een zeer groot publiek, zonder dat dit ten koste gaat van de belangrijke voordelen van het face-to-face klaslokaal, de sociale ervaring, op te offeren.
Door middelen vrij te maken van cursussen die kunnen worden ‘ingekocht’, zouden hogescholen meer middelen hebben om zich in te zetten voor op onderzoek gebaseerd onderwijs, gepersonaliseerde probleemoplossing en mentorschap. De studenten zouden ook meer middelen tot hun beschikking hebben, al was het maar door minder reis en verblijfskosten. Ze zouden op hun gemak en tegen veel lagere kosten online cursussen kunnen volgen. Ze kunnen hun kostbare tijd gebruiken voor keuzevakken, groepsopdrachten, interacties en loopbaanbegeleiding, zaken die niet op afstand kunnen worden gedaan. Bovendien kunnen campussen sociale netwerken, veldprojecten en wereldwijde leerexpedities faciliteren – opdrachten waarvoor face to face contact wel nodig zijn. Dit is een hybride onderwijsmodel dat de potentie heeft om het hoger onderwijs voor iedereen een stuk betaalbaarder te maken.
Kunnen we overstappen op een hybride model?
We zijn nu bezig dat te gaan ontdekken. Het zijn niet alleen de studenten die lessen op afstand volgen, zelfs de docenten worden nu gedwongen om deze lessen vanuit hun huis te geven. Dezelfde studenten en docenten die elkaar tot een paar weken geleden voor dezelfde cursussen ontmoetten, proberen nu alternatieve methoden uit. Beide partijen kunnen dus hun face to face contact en ervaringen op afstand met elkaar vergelijken. In de huidige experimentele fase moeten studenten, docenten, professoren en bestuurders gaan bijhouden welke klassen baat hebben bij les op afstand, wat goed gaat en wat niet. Ze moeten chatrooms onderhouden die (geanonimiseerde) discussies over de technologische problemen, cursusontwerp, cursuslevering en evaluatiemethoden faciliteren. Deze ervaringen en evaluaties leren ons over wanneer - en waarom - sommige klassen op afstand moeten worden gegeven, welke op de campus moeten blijven en welke binnen de campus moeten worden aangevuld of aangevuld met technologie.
Welke verbeteringen in de IT-infrastructuur zijn nodig voor online onderwijs?
Zoals zovelen van ons -wiens dagelijkse agenda- een lijst van virtuele vergaderingen zijn geworden, kunnen bevestigen, zijn er hardware- en softwareproblemen die moeten worden aangepakt voordat leren op afstand echt van de grond kan komen. Er is geen twijfel over dat digitale technologieën (mobiel, cloud, AI, enz.) op grote schaal kunnen worden ingezet, maar er is nog veel meer nodig. Aan de hardware-kant moeten bandbreedtecapaciteit en digitale ongelijkheden worden aangepakt. De face-to-face-instelling maakt veel verschillen, omdat studenten in dezelfde klas dezelfde informatie-overdracht krijgen. Een ander punt van aandacht is dat online onderwijs wellicht ook de digitale kloof vergroot: studenten met meer geld hebben de nieuwste laptops, betere bandbreedtes, stabielere wifi-verbindingen en geavanceerdere audiovisuele gadgets. Software voor conferentiegesprekken is misschien een goed begin, maar kan sommige belangrijke functies niet aan. Denk aan het accommoderen van grote klassen en het tegelijkertijd bieden van een persoonlijke leerervaring. Zelfs in een klaslokaal van duizend studenten kan een docent aanvoelen of studenten de stof absorberen en het tempo van het lesgeven hieraan aanpassen. Studenten kunnen aanvoelen of ze te veel vragen stellen en de hele klas vertragen.
De vraag die bestuurders moeten kunnen beantwoorden na dit experiment is of de technologie in huis goed genoeg is om deze functies virtueel op te vangen? Wat er nog meer moet worden ontwikkeld?
Het is essentieel dat alle betrokkenen op hun terrein, van IT tot docenten, begeleiders en studenten hun pijnpunten en ervaringen moeten noteren en bespreken. Dit niet alleen om de praktijk intern te verbeteren maar ook om de technologische ontwikkeling af te dwingen. Bovendien vereisen online cursussen educatieve ondersteuning ter plaatse: onderwijsontwikkelaars en studiebegeleiders blijven nodig om studenten te ondersteunen en te coachen en het behalen van de leerresultaten zoveel mogelijk zeker te stellen. Wellicht komt uit de huidige experimenten ook naar voren dat er een digitale kloof bestaat tussen de verschillende onderwijsinstellingen. Tussen grote en kleine, rijke en minder rijke instellingen zullen verschillen zijn qua IT-infrastructuur, budgetten voor software en de formatie van IT-ondersteunend personeel.
Wat is nodig voor docenten en studenten om deze verandering te faciliteren?
Niet alle docenten voelen zich op hun gemak bij virtuele klaslokalen en er bestaat zeker een digitale kloof onder degenen die nog alleen de basale audiovisuele apparatuur hebben gebruikt, vertrouwend op schoolborden en flipcharts, en jongere docenten die zich meer bewust zijn van en vaak ook meer bedreven zijn in het werken met nieuwere technologieën. Terwijl studenten in het hele land de komende weken online klaslokalen betreden, zullen ze leren dat veel docenten niet zijn opgeleid om multimediapresentaties te ontwerpen, met uitgebreide notaties en duidelijke afbeeldingen. Hogescholen en universiteiten moeten dit moment gebruiken om te beoordelen welke (interne of externe) training en ondersteuning nodig is.
Studenten hebben ook te maken met een aantal problemen met online cursussen
Door zich aan de universitaire kalender te houden, worden ze gedwongen een cursus af te maken in plaats van deze voor altijd uit te stellen. En bij online programma’s kunnen ze het gevoel hebben dat ze niet tot een peergroep of een cohort behoren, wat in het echte leven een gezonde prikkel kan zijn en iedereen motiveert om uit te blinken. Alles wat online wordt gedaan, lijdt onder de concentratie-spanne, omdat studenten multi-tasken, e-mails checken, chatten met vrienden en surfen op internet terwijl ze online lezingen bijwonen. We weten allemaal dat dit waar is. Kunnen we dit veranderen? Op dit moment voeren we (noodzakelijkerwijs vanwege sociale afstand) proefondervindelijke experimenten uit om erachter te komen. Zowel docenten als studenten passen zich aan en herijken tijdens het onderwijzen van semesters. De syllabus en de inhoud van de cursus worden herzien terwijl de cursussen worden gegeven. Beoordelingsmethoden, zoals examens en quizzen, worden omgezet in online inzendingen. Universitaire bestuurders en studentenorganisaties zijn accommoderend en laten instructeurs hun eigen beste cursus binnen een korte termijn innoveren. Docenten, studenten en universiteitsbestuurders zouden allemaal moeten evalueren hoe het lesgeven en leren verandert tussen dag 1 van virtueel onderwijs en dag X. Dit zal belangrijke inzichten opleveren voor het opleiden van toekomstige virtuele docenten en leerlingen.
Wat gaan onderwijsinstellingen zelf leren van dit uitgebreide experiment
De aanhoudende coronaviruspandemie heeft een wereldwijd experiment opgeleverd. De verschillen tussen en de kosten-batenverhouding van het dienstenpakket van een onderwijsinstelling en het onderwijs via een online-aanbod. Enkele jaren geleden voorspelden experts dat massale open online cursussen (MOOC's), zoals Khan Academy, Coursera, Udacity en edX, F2F-universitair onderwijs zouden verdringen - net zoals dat digitale technologieën het werk van telefonisten en reisbureaus overbodig zouden maken. Tot nu toe heeft het face to face onderwijs echter de tand des tijds doorstaan. Het huidige experiment zou kunnen aantonen dat vierjarig face-to-face onderwijs niet langer noodzakelijk is om uiteindelijk dezelfde leerresultaten te bereiken. Een verscheidenheid aan factoren met name de hoge kosten en de technologische mogelijkheden geven aan dat het hoger onderwijs rijp is voor een echte verandering. De coronaviruscrisis is misschien wel de aanleiding. Hoe we nu experimenteren, testen, vastleggen en begrijpen, kan bepalend zijn of en hoe online onderwijs zich op relatief korte termijn ontwikkelt als een kans voor de toekomst. Dit experiment zal ook het politieke discours verrijken. In de VS hebben sommige politici gratis college-onderwijs beloofd; wat als dit experiment bewijst dat digitale leervorm geen negatieve effecten op de leerresultaten hoeven te hebben? Kunnen alle studenten na de crisis het beste terugkeren naar de klas en de status quo voortzetten? Of hebben we een beter alternatief gevonden?